Een overmaat aan vocht is een vijand van het vuur en je kachel. Daarom is het van belang om droog (en schoon) hout te stoken in de houtkachel. Vocht in het hout vermindert namelijk het rendement en zorgt ervoor dat het vuur minder warmte afgeeft. Terwijl een hoge temperatuur in de kachel de kern van verantwoord stoken is en een belangrijke voorwaarde om de houtgassen te verbranden. Daarbij kan je door het gebruik van nat hout ook (het binnenwerk van) je kachel kapot stoken.

Het perfecte vochtpercentage om te stoken
In principe wordt hout, bij het drogen in een houtopslag in de buitenlucht, nooit droger dan 12 procent vocht (die laatste procenten zijn chemisch gebonden aan de houtmoleculen). Voor het stoken in een houtkachel kan er een vochtpercentage worden aangehouden van circa 15%. Dit kan eenvoudig gemeten worden met een houtvochtmeter. Zo’n apparaat hoort bij de standaarduitrusting van de bewuste stoker en is verkrijgbaar vanaf circa 15 euro. Een kleine investering wat zorgt voor een groot (stook)plezier.

Groot verschil tussen droog en vochtig hout
Bij een vochtpercentage tussen de 12 en 15% praten we over droog hout. Er is een verrassend groot verschil tussen stoken met droog en vochtig hout. Je merkt het zodra je het test. Vochtig hout is lastig aan te krijgen en zorgt voor onnodige rookontwikkeling. In gevallen van schoorsteenbrand is nat hout nagenoeg altijd een deel van de oorzaak.

Wees bewust van je stookgedrag
Loop tijdens het stoken van de kachel eens naar buiten en kijk wat er gebeurt rondom de schoorsteen. Witte rook, wel het liefst zo weinig mogelijk, is een goed teken (dat gaat om restvocht uit het hout). Grijze of zwarte rookpluimen zijn een slecht teken en geven aan dat er niet goed wordt gestookt. Dit is namelijk een signaal dat niet alle houtgassen worden verbrand en de temperatuur in de kachel dus omhoog moet.