Een houtkachel kan goed branden dankzij de kachelpijp. Je kunt hem zien als de motor voor een goedwerkende kachel. Voor de meeste kachels geldt dat hij pas brandt als er minimaal 3 a 4 meter pijp op zit. Qua bouwbesluit moet de kachel in de meeste gevallen boven de nok van het huis uitkomen, dan zit het qua lengte van het schoorsteenkanaal wel goed.

Een belangrijke functie van het schoorsteenkanaal is het zorgen voor thermische trek. Warme lucht stijgt op in het kanaal, waardoor aan de onderkant een vacuüm ontstaat. De kachelpijp ‘trekt’ aan de kachel, waardoor de rook eruit wordt gezogen. Moderne kachels bevatten allerlei technische elementen waardoor de verblijftijd van de rookgassen in de kachel wordt verlengd. Hierdoor hebben de houtgassen langer de tijd om te reageren met zuurstof en dus te verbranden.

Voor het vuur is het belangrijkste effect van schoorsteentrek dat er door de onderdruk in de kachel (ten gevolge van de trek van het kanaal) zuurstof de kachel in wordt gezogen om het vuur te laten branden. Omdat de kachel zuurstof onttrekt aan de ruimte waarin hij staat opgesteld is het van belang om zorg te dragen voor voldoende zuurstoftoevoer. Je wilt namelijk niet dat de kachel de lucht uit de ruimte zuigt en daardoor een situatie van onderdruk in de kamer. Daarin loop je het risico op rookterugslag ofwel rook in de kamer.

Luchttoevoer kun je regelen op twee manieren: 1) fysieke toevoer, bijvoorbeeld d.m.v. roosters boven de ramen; en 2) vanuit de kruipruimte een buis op de kachel aan te brengen. De meeste kachels zijn daarvoor geschikt, in jargon wordt dit externe beluchting genoemd.